Altaarbaldakijn

From OrnaWiki
Jump to: navigation, search
Fragmenten van een altaarbaldakijn Namen, Onze-Lieve-Vrouwekerk, 2de helft van de 17de eeuw, © KIK, Brussel, cliché M210522
Jean Mansel en Simon Marmion, Prediking van Peter, Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, ms. 9232, fol. 435, ca. 1455, © KIK, Brussel, cliché B072965
Anonym, De verdeling van de hostie, Louvain-la-Neuve, Universiteitsarchieven, ms. A4, fol. 32v.-33, 1552, © KIK, Brussel, cliché X013587


Etymologie

  • Altaar: < Latijn altare, « altaar (Christelijk) »
  • Baldakijn: < Middelnederlands baudekin (kostbare stof uit Bagdad), ontleend aan Frans baldekin (soort stof) afleiding van italiaans Baldacco, de naam waaronder de Arabische stad Bagdad bekendstond.

Definitie

Structuur uit hout of textiel dat boven het altaar wordt gehangen met een beschermend, decoratief of symbolisch doel.

Hierarchie

Oorsprong en ontwikkeling

De eerste bekende vermelding van een baldakijn staat in een cartularium van de Parijse Notre-Dame uit het midden van de 12de eeuw. Courant wordt het baldakijn vanaf de 13de eeuw. Het vormt een alternatief voor het ciborium. Net als een ciborium beschermt een baldakijn het altaar tegen stof dat van de zoldering van de kerk zou kunnen vallen.

Typologie

Het baldakijn is een alternatief voor het ciborium: het Caeremoniale Episcopale plaatst ze parallel. Volgens Perrin (Thesaurus des objets religieux) is het altaarbaldakijn te onderscheiden van het door vier of meer zuilen gedragen ciborium. De AAT-Ned hanteert voor ciborium dezelfde nuance maar gebruikt desalniettemin de term baldakijn. De manier van versieren is evenwel niet identiek. Een ciborium is niet gemakkelijk aan te passen. Het Caeremoniale Episcopale bepaalt immers dat voor het baldakijn dezelfde kleuren gebruikt worden als voor de gewaden en het andere textiel, wat voor een ciborium niet mogelijk is. Toch worden altaarbaldakijnen niet alleen van stof gemaakt.

Volgens Joseph Braun zijn er twee typologieën, telkens onderverdeeld in twee subgroepen:

  • Baldakijnen van soepel materiaal (stof):
    • Eenvoudig weefsel dat boven het altaar is gespannen (vooral Germaanse landen. Ze zijn te vinden tot het begin van de 17de eeuw, meer bepaald in de statuten van het concilie van Geldenaken in 1611 en Fleurus 1616. Daarna verdwijnen ze geleidelijk.)
    • Weefsel(s) bevestigd aan het gewelf of aan de zoldering en afhangend rond het altaar (noorden van Frankrijk vooral, maar daarna de bevoorrechte oplossing in renaissance en barok)
  • Houten baldakijnen (in onbruik sinds de 16de eeuw):

Het tweede subtype van het eerste type is in verschillende vormen mogelijk: klokvorm, vierhoekig (vooral in Italië). Ze konden vervolgens opgesierd worden met gordijnen of franjes. De kleur wisselt. Carolus Borromeus adviseert blauw.

Normatieve teksten

  • Geadviseerd door de synoden van Münster Münster 1279, Keulen 1281, Luik 1287, Exeter 1287, Cambrai 1300.
  • Het idee van bescherming is goed ingeburgerd in Münster in 1279:

Item praecipimus, ut sursum super altare ad latitudinem et longitudinem altaris pannus lineus albus extendatur, ut defendat et protegat altare ab omnibus immunditiis et pulveribus descendentibus(d’après BRAUN, 1924, p. 201).

De Caeremoniale Episcopale geeft dit voorschrift:

CE 1600 : Quod si altare parieti adhaereat, applicari poterit ipsi parieti supra altare pannus aliquis caeteris nobilior & speciosior, vbi intextae sint Domini nostri Iesu Christi, aut gloriose Virginis, vel Sanctorum imagines, nisi iam in ipso pariete essent depictae, & décerner ornatae. Supra verò in altum appendatur umbraculum,quod baldachinum vocant, formae quadratae, cooperiens altare, &ipsius altaris scabellum, coloris caeterorum paramentorum. Quod baldachinum etiam super statuendum erit, si altare sit à pariete seiunctum, nec supra habeat aliquod ciborium ex lapide, aut ex marmore confectum. Si autem ad sit tale ciborium, non est opus umbraculo sed ipsum ciborium floribus, frondibusque ornari poterit(L1, C12, p. 56-57).

Ook staat er vermeld dat de bisschopstroon met een dergelijk baldakijn kan worden bedekt, als en slechts als het altaar er ook mee wordt bedekt:

CE 1600 : Quae (forma sedis) debet tegi et ornari aliquo panno ferico concolori cum aliis paramentis, non tamen aureo, nisi episcopus esset cardinalis. Et super eam umbraculum, seu baldachinum eiusdem coloris appendi poterit, dummodo et super altari aliud simile, vel etiam sumptuosius appendatur, nisi ubi super altari est ciborium marmoreum, vel lapideum : quia tunc superfluum est, nec aptari commodé potest. (L1, C13, p. 62)

  • Carolus Borromeo beveelt aan:

CB 1551 : Altaria singula, quae non tota cum sacerdote item celebrante opere fornicato, sed tecto laqueato teguntur, aut fornice ita alte extructa, ut ea fornix commode saepiusque purgari non queat, integumento etiam, quod capocielo dicunt, operiantur. Idque vel ex marmore solidove lapide, aut etiam lateritio opere, erectis columnis quattuor, si altare maius est, si minus lateraleve, duabus aut aliis decentibus fulcimentis, intus ab ecclesiae pariete paululum distantibus, uno a dextero, altero a sinistro latere, quae operimentum sustineant, opere fornicato aliave ratione confectum, vel ex tabulis sectilibus, aut e tela cerulea decenter depicta fieri poterit. Quod e ligno aut tela integumentum cathenis ferreis e tecto vel e pariete pendentibus, aut alia firma structura sustineatur. Hoc autem operimentum, cuiusmodi sit, undique ita late patere debet, ut altare ipsum et sacerdos, ibi Missae sacrum faciens, omnino contegatur; quo diligentius et ille et altare a pulvere omnique labenti sorde defendatur (chap. 15, p. 29-30).

Le Synode de Cambrai de 1550 (qui reprend dans les grandes lignes celui de 1300) : indique l'utilité de mettre une cortina au-dessus de l'autel, et pas seulement sur les côtés, afin de protéger l'autel des poussières qui pourraient tomber d'en haut.

cortinae convenientes quae alae dicuntur, a lateribus altaris utrinque appendatur: nec tempore sacrificii ab aliquo retrahantur: cortina convenienter sursum supra altare extendatur, que protegat, & defendat altare ab incommodis immuniditiarum descendentium

Andere benamingen

Autres langues
FR dais d'autel
EN altar canopy
DE Altar-Baldachin
IT baldacchino d'altare
ES baldaquino de altar
Oude talen
Oud- en Middelnederlands baudekin

BALaT

De altaarbaldakijnen (1400-1700) in BALaT

Afbeelding van altaarbaldakijnen (1400-1700) in BALaT

De altaarbaldakijnen in de bibliotheek van het KIK

Bibliografische orientatie

  • Joseph Braun, Die liturgischen Paramente in Gegenwart und Vergangenheit. Ein Handbuch der Paramentik, Herder & Co, Fribourg-en-Brisgau, 1924, p. 200-202
  • Joseph Braun, « Altarbaldachin », in RDK, I, 1934, p. 465-469 [url : http://www.rdklabor.de/w/?oldid=94476]
  • Joël Perrin & Sandra Vasco Rocca (dir.), Thesaurus des objets religieux. Meubles, objets, linges, vêtements et instruments de musique du culte catholique romain. Religions objects of the Catholico Faith. Corredo ecclesiastico di culto cattolico, Paris, Caisse nationale des Monuments historiques, éditions du Patrimoine, 1999, p. 34.