Amict (n)
Sommaire
Etymologie
< Latijn amictus: lang gewaad van de Romeinen dat het hoofd bedekte; bovenkledij (Cicero, Epistulae ad Atticum, 6, 1, 17, geciteerd door Gaffiot, p. 114); van het werkwoord amicire: ‘omhullen, bekleden’ (Gaffiot, p. 113) ; Amict op Etymologiebank.nl, geraadpleegd 16/06/2020).
Definitie
Grote rechthoekige witte doek in linnen, voorzien van linten en soms met een versierde strook op de bovenste boord of met een kruis in het midden, die de priester om zijn hals en onder de albe draagt volgens een specifiek ritueel.
Hierarchie
Oorsprong en ontwikkeling
De oorsprong van de amict is niet geheel bekend. Joseph Braun ziet er een afgeleide in van de grote doek die in de Oudheid rond de hals of als sjaal werd gedragen om zich te beschermen tegen de kou en tegen vuil. Hij verwerpt de interpretatie dat de amict afgeleid zou zijn van de efod van Joodse priesters (in tegenstelling tot de rationale die hier rechtstreeks op teruggaat). De amict groeit uit tot liturgisch kledingstuk in de 9de eeuw, maar vindt maar geleidelijk aan ingang als kledij van de gehele geestelijkheid. Pas in de 11de eeuw wordt de amict algemeen gedragen. Vanaf het begin van de 12de eeuw wordt het de gewoonte om de amict over het hoofd te slaan en die zo te houden bij het aankleden van de priester en zelfs tot bij het altaar. Daar pas wordt de amict aan de hals omgeplooid. De linten die bevestigd zijn aan de twee bovenste hoeken worden geknoopt ter hoogte van de borst of op de rug om de amict op zijn plaats te houden.
Typologie
De amict moet verplicht vervaardigd zijn uit linnen. Tegenwoordig bestaat de versiering uit niet meer dan een klein kruis. Vroeger was er soms meer versiering aanwezig, vooral op de bovenste boord. De kraag kon zijn gedecoreerd met een geborduurde band of metalen plaatjes (amict met parura). Vanaf de 16de eeuw maakt deze versierde amict geleidelijk aan plaats voor een eenvoudige variant. In de Germaanse landen gebeurt deze overgang rond 1600. In Frankrijk en Spanje blijft de amict met parura bestaan tot aan de 18de eeuw. De parura wordt zelfs losgekoppeld van de amict en groeit uit tot een apart liturgisch ornament, ook jugum domini genoemd.
Normatieve teksten
Saint Charles Borromée veut que l'amict, en plus des broderies ordinaires, soit orné de trois croix, une au milieu, les deux autres aux coins supérieurs [Sint Carolus Borromeus wilt dat de amict, naast het gewone borduurwerk, versierd wordt met drie kruisen, één in het midden, de andere twee op de bovenhoeken] (Instructiones fabricae et supellectilis ecclestiasticae, 1577, I, II, pars IIa, geciteerd door Duret, p. 266).
Andere benamingen
Autres langues | |
---|---|
FR | amict (f) |
EN | amice |
DE | Humerale, Amikt, Schlutertuch |
ES | amito |
IT | amitto |
Oude talen | |
---|---|
Latijn | amictus, humerale, superhumerale, fano, anabolagium, anagolaium |
BALaT
De amicten (1400-1700) in BALaT
Afbeelding van amicten (1400-1700) in BALaT
De amicten (1400-1700) in de bibliotheek van het KIK
Bibliografische orientatie
- Joseph Braun, Die liturgischen Paramente in Gegenwart und Vergangenheit. Ein Handbuch der Paramentik, Herder & Co, Fribourg-en-Brisgau, 1924, p. 67-72.
- Joseph Braun, « Amikt », in Reallexikon zur Deutschen Kunstgeschichte, Bd. I (1934), p. 636–638; in: RDK Labor, URL: http://www.rdklabor.de/w/?oldid=94493 [23.10.2016]
- D. Duret (abbé), Mobilier, vases, objets et vêtements liturgiques. Étude historique, Paris, Letouzey & Ané, 1932, p. 167-168, 265-266.
- Fil de soie, chemin de soie, cat. exp., Chambord, Château de Chambord, 1983, p. 45-46.
- Joël Perrin & Sandra Vasco Rocca (dir.), Thesaurus des objets religieux. Meubles, objets, linges, vêtements et instruments de musique du culte catholique romain. Religions objects of the Catholico Faith. Corredo ecclesiastico di culto cattolico, Paris, Caisse nationale des Monuments historiques, éditions du Patrimoine, 1999, p. 307.