Vastendoek
Contents
Etymologie
Doek: < Middelhoogduits tuoch.
Definitie
Ondoorzichtig stuk stof, meestal in een paarse kleur, dat gebruikt werd om de kruisbeelden, standbeelden en schilderijen in een kerk te bedekken tijdens de periode van de passie van Jezus. Voor de processiekruisen kan de kleur rood zijn, alsook zwart voor het Goede Vrijdagskruis. Wordt ook de sluier van de passietijd genoemd.
Hierarchie
Oorsprong en ontwikkeling
De vastendoek verschijnt rond het jaar duizend in het raam van de hervorming van Cluny. Aanvankelijk wordt hij in het kloostermilieu gebruikt, later in parochiekerken die vaak geen oksaal hebben.
De vastendoek wordt aan een roede of aan de triomfbalk (bevindt zich op de overgang tussen het koor en het schip, met een kruisbeeld erboven) opgehangen op Aswoensdag (of op de eerste zondag van de vasten) en weggenomen op de woensdag voor Pasen. Hij dient om het altaar aan het oog te onttrekken.
Typologie
De vastendoek kan paars zijn, de kleur van de liturgische tijd, of versierd zijn met taferelen uit het Lijdensverhaal en de Kruisiging van Christus.
Andere benamingen
sluier van de passietijd
Autres langues | |
---|---|
FR | voile de carême |
EN | lenten array |
DE | Fastentuch |
IT | velo del tempo della Passione |
ES | Velo de Cuaresma |
BALaT
De vastendoeken (1400-1700) in BALaT