Doopsluier
Etymologie
- Doop: 'rituele onderdompeling of besprenkeling'. Oudnederlands (800-1200) douphe 'doop' [...], Middelnederlands (1200-1500) dope 'doop, indompeling' [...]. Afleiding bij het werkwoord dopen. Evenals het werkwoord heeft het zn. onder christelijke invloed de specifieke betekenis 'rituele onderdompeling of besprenkeling bij opneming in de christelijke kerk' gekregen. (Etymologisch Woordenboek van het Nederlands)
- Sluier: < ontleend aan het Middelnederduits of het Middelhoogduits (Hoogduits Schleier = sluier, hoofddoek.)
Definitie
Witte liturgische doek, meestal rechthoekig en van versierd kant of tule, die tijdens de doopplechtigheid als symbool van zuiverheid over de dopeling wordt gelegd (AAT).
Hierarchie
Andere benamingen
Autres langues | |
---|---|
FR | voile de baptême |
EN | baptismal veil |
DE | Taufschleier |
IT | velo di battesimo |
ES | velo de bautizo |
BALaT
De doopsluiers in BALaT (geen doosluier voor 1700 in Balat).