Altaargordijn
Contents
Etymologie
‘Gordijn’ < Middelnederlands cortine, < Oudfrans cortine, < Lat. cortina [voorhangsel, gordijn, sluier].
Definitie
Gordijnen die de ruimte rond het altaar afbakenen. Ze worden opgehangen aan een altaarciborium of aan een specifieke gordijnhouder. Gewoonlijk worden de gordijnen aan beide zijden van het altaar aangebracht en soms ook erachter.
Hierarchie
Oorsprong en ontwikkeling
Het altaargordijn kent een oude geschiedenis. Het werd voor het eerst gebruikt in Rome. De vroegste vermeldingen van het gebruik ervan in het Westen gaan terug tot de 8ste eeuw. Oorspronkelijk bestond het uit vier gordijnen, de tetravela (τετρα, vier, en velum, sluier), die tussen de zuilen van het altaarciborium opgehangen worden.
Het gebruik van tetravela in Rome werd aangetoond tot de 13de eeuw. Vanaf dan maakt dit type plaats voor twee gordijnen die aan weerszijden van het altaar worden opgehangen: de altaargordijnen. Tot de 13de eeuw bestaan er voor hun toepassing geen voorschriften. In de 14de, 15de en 16de eeuw verspreidt het gebruik van deze altaargordijnen zich over Noord-Europa, zo blijkt uit de talrijke voorstellingen ervan uit die tijd. Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw raken ze geleidelijk in onbruik, mogelijk met de opkomst van de monumentale altaren. In bepaalde regio’s blijken ze echter verder te zijn gebruikt tot aan de 18de eeuw (zie infra: Synode van Saint-Omer, en hiernaast: gravure van Ignaz Sebastian Klauber).
Typologie
Altaargordijnen worden zowel bij het hoofdaltaar als bij zijaltaren gebruikt (in tegenstelling tot tetravela die enkel bij het hoofdaltaar dienst deden) en worden aan weerszijden ervan opgehangen. Als het altaar aan één zijde tegen een muur staat, dan wordt enkel aan de andere zijde een altaargordijn gehangen. Soms wordt nog een derde gordijn aangebracht achter het altaar. De Engelsen noemen dit dossal. In het Glossarium mediae et infimae Latinitatis van Charles du Fresne du Cange (1610-1688) verwijzen namen als Dorsale, Dossale, Dossellus, Doxale, Dorsile… naar talrijke voorwerpen in textiel voornamelijk om achter het altaar te hangen. De gordijnen worden opgehangen aan stangen die zijn bevestigd tussen palen in hout, metaal of steen (vooral bij het hoofdaltaar), of aan armen (bij nevenaltaren soms inklapbaar). Deze armen zijn soms rechtstreeks aan het altaarretabel bevestigd.
Altaargordijnen zijn gewoonlijk vrij eenvoudig, maar ze kunnen in allerlei zeer heldere kleuren zijn uitgevoerd of zijn uitgewerkt met rijke motieven, met figuren of geweven of geborduurde voorstellingen.
Kerkelijke voorschriften
Het gebruik van het altaargordijn is aan geen enkele verplichting onderworpen, maar wordt door verschillende synoden aangeraden (Keulen 1280, Münster 1279, Luik 1287, Cambrai ca. 1300).
Synode van Keulen, 1280: Cortinae in lateribus altaris utriusque appendatur nec in aliquo tempore sacrificii retro trahantur (Braun, 1924, p. 199).
Synode van Luik, 1287: Cortinae a lateribus altaris utrimque appendatur, nec ab aliquo tempore Sacrificii retrahantur (Concilia Germaniae, vol. 3, p. 691).
Synode van Saint-Omer, 1640: er wordt gevraagd om altaargordijnen te inspecteren bij kerkvisitaties.
Andere benamingen
Autres langues | |
---|---|
FR | courtine d'autel |
EN | terme EN |
DE | terme DE |
IT | terme IT |
ES | terme ES |
Oude talen | |
---|---|
Latijn | termen in het Latijn |
Oud- en Middelnederlands | termen in O-MNL |
BALaT
De altaargordijnen (1400-1700) in BALaT
Afbeelding van altaargordijnen (1400-1700) in BALaT
De altaargordijnen in de bibliotheek van het KIK
Attachement
Altaargordijn, thesaurus fiche : Laatste wijziging op 4-3-2020.
Bibliografische orientatie
xxx