Altaardoek

From OrnaWiki
Jump to: navigation, search
Altaardoek, Antwerpen, Kerk Sint-Carolus Borromeus, 17de eeuw, © KIK, Brussel, cliché X085601
Altaardoek in Taferelen uit het leven van de H. Maagd (detail), olieverf op paneel, Vorst, Kerk Sint-Denijs, 1541-1560, © KIK, Brussels, cliché X003730

Etymologie

  • Altaar: < Latijn altare, "altaar (Christelijk) "
  • Doek : Middelnederlands doec, dok, doken. Oorsprong onbekend.

Definitie

Witlinnen rechthoekig doek bovenop de altaartafel, waarop de mis wordt opgedragen (Gloss. Artis, 4, p. 48).

Hierarchie

Oorsprong en ontwikkeling

Het altaardoek behoort tot de altaarbedekking en is sinds de oorsprong van het Christendom in gebruik. Volgens Joseph Braun is een van de eerste vermeldingen van het gebruik ervan te vinden bij Optatus Milevitanus, die rond 370 schrijft: Wie onder de gelovigen weet niet dat het hout van het altaar tijdens de viering van het Goddelijk Mysterie bedekt is met een linnen sluier? Ook een decreet van Pius I (halfweg de 2de eeuw) heeft het er ook reeds over.

Het aantal doeken dat op het altaar moet liggen varieert, in het bijzonder vóór het midden van de 16de eeuw of zelfs nog later. Dit aantal schommelt tussen 1 en 5, zonder dat noodzakelijkerwijs geweten is of de tela cerata – een met was ingestreken doek die contact maakt met het altaar – en het corporale meegerekend zijn bij de hogere aantallen. Twee lijkt doorgaans het vereiste minimum te zijn in de middeleeuwen tot in het begin van de moderne tijd.

Typologie

De typologie heeft het doorgaans over altaardoeken van wit linnen. Soms zijn ze van zijde, maar dat is zeldzamer en wordt door de teksten ook afgeraden. Het linnen kan fijn geweven zijn, soms met decoratieve motieven. Op de eigenlijke altaardoek zijn versieringen zeldzaam. Vaker vindt men daarentegen randen die versierd zijn met franjes of borduurwerk. In de moderne tijd komt kantwerk steeds vaker voor.

In het Engels onderscheidt men de twee bovenste doeken (fair linen cloth en frontlet cloth) en de onderste doek (undercloth). Randen met franjes kunnen worden gebruikt, soms met geborduurde versiering: frontellum, frontiletum, aurifrisium, praetexta.

Normatieve teksten

Het gebruik van altaardoeken lijkt vanzelfsprekend. Wat het aantal doeken betreft worden evenwel soms regels uitgevaardigd.

  • Talrijke decreten tussen de 13de en de 17de schrijven er (soms met de vermelding minimaal) twee voor (Luik 1287, Kamerijk 1300, Doornik 1520, Kamerijk 1550, Ieper 1577, Antwerpen 1643), en dat geldt ook voor Durandus in zijn Rationale.
  • De Ordo servandus per sacerdotem in celebrationem Missae van bisschop Johann Burchard van Straatsburg, uitgegeven in 1502, schrijft er – in een vroeg stadium – drie voor. Andere synodes (Brixen 1603, Konstanz 1609 en Namen 1612) en de constituties van de bisschop van Worcester van 1229 adviseren er drie, maar bedoelen daarmee soms ook de tela cerata. In Rome is de regel van drie altaardoeken sinds lang van toepassing.
  • Een decreet van Pius I (paus van 140/142 tot 155) schrijft vier doeken voor, evenals de synode van Exeter (1287).
  • De synode de Rodez (1289) schrijft vijf doeken voor.

Het aantal doeken dat gezegend moet worden varieert: in de 13de eeuw moet in Worcester ten minste één van de drie doeken gezegend zijn. Een inventaris van de kathedraal van Salisbury in 1222: 14 gezegende en 19 ongezegende doeken.

  • De Missale (in zijn recente versies) vraagt er drie, gezegend door de bisschop of een andere daartoe bevoegde persoon. De bovenste doek moet langer zijn en moet de vloer aan weerszijden raken:
  • De Missale Romanum van Pius V schrijft in 1570: Hoc Altare operiatur tribus mappis seu tobaleis mundis, ab Episcopo vel alio habenti potestatem benedictis, superiori saltem oblonga, quæ usque ad terram pertingat, duabus aliis brevioribus, vel una duplicata (uitg. 1719, titel XX).

Ongetwijfeld raakt de regel van drie doeken die momenteel geldt algemeen in gebruik op het einde van de 17de of in de 18de eeuw (Missale 1719). Ze moeten gezegend zijn, althans één ervan. Volgens de regels van de 18de eeuw is één van de altaardoeken langwerpig en hangt aan weerszijden van het altaar tot op de vloer.

Andere benamingen

Autres langues
FR nappe d'autel
EN altar cloth ou altar linen
DE Altartuch
IT tovaglia d'altare
ES mantel de altar
Oude talen
Latijn linteamen -lintaminea altaris (dès le IXe s.), velum, pannus altaris, pallium, mantile, substratorium, mappa, palla, mensale, tunica altaris, tobalea
Oud- en Middelnederlands doec, dok, doken

BALaT

De altaardoeken (1400-1700) in BALaT

Afbeelding van altaardoeken (1400-1700) in BALaT

De altaardoeken in de bibliotheek van het KIK

Bibliografische orientatie

  • Joseph Braun, Die liturgischen Paramente in Gegenwart und Vergangenheit. Ein Handbuch der Paramentik, Herder & Co, Fribourg-en-Brisgau, 1924, p. 184-190
  • Joseph Braun, « Altartuch » (A. « In der katholischen Kirche » ), in Reallexikon zur Deutschen Kunstgeschichte, Bd. I (1934), p. 611-615; en ligne sur RDK Labor, consulté le 26.3.2020]
  • Joël Perrin & Sandra Vasco Rocca (dir.), Thesaurus des objets religieux. Meubles, objets, linges, vêtements et instruments de musique du culte catholique romain. Religions objects of the Catholico Faith. Corredo ecclesiastico di culto cattolico, Paris, Caisse nationale des Monuments historiques, éditions du Patrimoine, 1999, p. 272.