Chrismatorium

Uit OrnaWiki
Ga naar: navigatie, zoeken
Chrismatorium, zilver, 2de helft van de 16de eeuw, Leuven, Kerk Sint-Pieter, © KIK, Brussels, cliché B150618
Chrismatorium, zilver, 1657-1658, Brugge, Kerk Sint-Jacob, © KIK, Brussels, cliché X017254
Chrismatorium, zilver, 17de eeuw, Bouvignes, Eglise Saint-Lambert, © KIK, Brussels, cliché X007183
Mis van Gregorius de Grote, olieverf op paneel, einde 15de eeuw - begin 16de eeuw. productieplaats : Valenciennes. Verkocht op een openbare veiling in 1900. Localisatie onbekend. © IRPA, Bruxelles, cliché B022894 (détail)
Chrismatorium in Doopsel van Louis XIII, olieverf op doek, 1ste helft van de 17de eeuw, Gent, Kerk Sint-Niklaas, © KIK, Brussels, cliché X040200

Etymologie

< Oud grieks χρίσμα [chrisma], "parfum", "zalf".

Definitie

Recipiënt waarin men het heilig chrisma bewaart, een mengsel van natuurlijke plantaardige olie en geurstoffen dat wordt gebruikt bij drie sacramenten – doopsel, vormsel en wijding – en bij het wijden van een kerk of haar altaar. Het heilig chrisma is een van de drie heilige oliën van de liturgie; de andere zijn de catechumenenolie en de ziekenolie (zie [chrismale (f)|chrismale]).

Oorsprong en ontwikkeling

Gewoonlijk wordt het heilig chrisma zorgvuldig bewaard in het chrismatorium, maar dat kan ook één of beide andere heilige oliën bevatten, dus de catechumenenolie en/of de ziekenolie. In dat geval, wanneer dus meerdere oliën bij elkaar bewaard worden, kan men de houder van de heilige oliën ook aanduiden met de term chrismale. Om de oliën onderling te onderscheiden zitten ze dan in drie flesjes met verschillende inscripties: S.C. (Sanctum chrisma [Heilig Chrisma]); O.S. (Oleum sanctorum [catechumenenolie]); O.I. (Oleum infirmorum [ziekenolie]). (zie KIK-objecten 155300, 84937 en 10077627). Het chrismatorium of het chrismale wordt normaliter bewaard nabij het hoofdaltaar, in een kast met het opschrift Olea sancta.

Doorgaans bestaat een chrismatorium uit meerdere elementen, waaronder de houder, één of meer ampullen en een metalen staafje voor het uitvoeren van de zalving (zie KIK-object 26019]).

Het heilig chrisma zelf moet al op het einde van de 5de eeuw gebruikt zijn. Tijdens het doopsel van Clovis, tussen 496 en 498, zou immers een duif verschenen zijn met een ampul waarin de heilige olie zat. De oudste chrismatoria die in musea worden bewaard, dateren evenwel doorgaans van het begin van de 13de eeuw en hebben de vorm van een koffertje of pyxis. Het gebruik van de drie oliën zou daarna blijven voortduren, dus vinden we chrismatoria van de 13de eeuw tot nu.

Typologie

Zoals vermeld, dateren de eerste bekende voorbeelden van de 13de eeuw. Ze zien eruit als kleine, cilindervormige pyxissen, zijn regelmatig versierd met champlevé email en hebben een kegelvormig deksel dat met een scharnier is vastgemaakt. In andere gevallen gaat het om een koffertje dat een ander recipiënt kan bevatten. Beide typologieën gaan lang mee, want gelijkaardige chrismatoria zijn in de eeuwen daarna te vinden. Ongeacht de datering dragen deze objecten bovenaan gewoonlijk een kruis of een kruistafereel.

In de 15de en 16de eeuw krijgt het chrismatorium in de vorm van een pyxis regelmatig het uitzicht van een torentje, met een deksel in de vorm van een dak waarop de leien te onderscheiden zijn (zie object KIK 20058911). In bepaalde gevallen kon dit recipiënt op een voet worden geplaatst. Zoals vermeld, konden de verschillende heilige oliën samen bewaard worden. De vloeistoffen werden dan gegoten in pyxissen, die afzonderlijk of aan elkaar bevestigd konden zijn. Meestal vindt men de recipiënten paarsgewijs terug en zijn ze onderling verbonden met een metalen koppeling (zie object KIK 26816). In dezelfde periode konden de flesjes met de oliën worden ondergebracht in een kistje, dat eveneens het uitzicht van een gebouwtje had. De vorm van het deksel doet denken aan een zadeldak, waarvan de nokken versierd zijn met fleurons (zie object KIK 10011240). Chrismatoria van de 15de en 16de eeuw hebben, los van hun typologie, een onderscheidend kenmerk. De recipiënten zijn immers vaak voorzien van pootjes in de vorm van een leeuw, een kenmerk dat tot het einde van de 16de eeuw terug te vinden is.

In de 17de eeuw zijn de kistjes puurder van vorm, er is minder werk gemaakt van reliëf en de verwijzing naar architecturale vormen neemt af. De pyxis blijft de meest verspreide vorm, doorgaans uiterst beperkt versierd. Enkele exemplaren zijn desondanks gegraveerd met decoratieve vormen of met de figuur van een heilige ten voeten uit (zie objecten KIK 10000794 en 124241. Tegelijk vindt men chrismatoria in de vorm van een ciborie, een typologie die al eerder bestond maar waarvan heel wat minder voorbeelden bestaan (zie KIK-object 44002).

Normatieve teksten

Onder Innocentius I (401-417) vermeld het Liber Pontificalis twee stukken vaatwerk, het ene voor het heilig chrisma, het andere ad oleum exorcisatum, elk wegend vijf pond, en twee chrismapatenen met een gewicht van vier pond (Duret, blz. 253).

Andere benamingen

Autres langues
FR chrismatoire
EN chrismatory, chrismarium
DE Chrismatorium
IT chrismatorio
ES crismera
Oude talen
Latijn chrismale vasculum, ampulla chrismatis, christmatorium, chrismarium

BALaT

De chrismatoria (1400-1700) in BALaT

Afbeelding van chrismatoria (1400-1700) in BALaT

De chrismatoria in de bibliotheek van het KIK

Bibliografische orientatie

  • « La bénédiction des Saintes Huiles le jeudi saint », in : Revue bénédictine, https://doi.org/10.1484/J.RB.4.03555
  • María Luisa Martín Ansón, « Vasos litúrgicos para el Bautismo y la Santa Unción, dos sacramentos de vida », in Anales de historia del arte, v. 24, 2014, p. 343 https://revistas.ucm.es/index.php/ANHA/article/view/48281
  • Bernard Berthod & Élisabeth Hardouin-Fugier, Dictionnaire des arts liturgiques, XIXe-XXe siècle, Paris, 1996, p. 71.
  • Paul Bidault (abbé), ETains religieux XVIIe, XVIIIe et XIXe siècles, Paris, Charles Massin, s.d. (vers 1960), p. 7-30.
  • D. Duret (abbé), Mobilier, vases, objets et vêtements liturgiques. Étude historique, Paris, Letouzey & Ané, 1932, p. 253-254.
  • Ronald F. Homer, « Tin, Lead, and Pewter », in English Medieval Industries: Craftsmen, Techniques, Products, édité par John Blair, Nigel Ramsay, Londres, 1991, p. 76 et 79.
  • Robert Lesage, Catholicisme, t. 1, col. 497.
  • Lestocquoy (abbé), « Le chrismatoire de Ruisseauville », in Bulletin de la Société Nationale des Antiquaires de France, 1945-1947, p. 38. https://www.persee.fr/doc/bsnaf_0081-1181_1950_num_1945_1_4011
  • Charles Oman, « English Medieval Base Metal Church Plate », in Archaeological Journal, v. 119, n° 1, 1962, p. 204-205 et plate XXVI-XXVII.
  • Joël Perrin & Sandra Vasco Rocca (dir.), Thesaurus des objets religieux. Meubles, objets, linges, vêtements et instruments de musique du culte catholique romain. Religions objects of the Catholico Faith. Corredo ecclesiastico di culto cattolico, Paris, Caisse nationale des Monuments historiques, éditions du Patrimoine, 1999, p. 153, 168-169, 172.
  • L. Petit, « Composition et consécration du Saint-Chrême », in Échos d'Orient, t. 3, n°3, 1900, p. 129-142. https://doi.org/10.3406/rebyz.1900.3262
  • Sacraal metaal. Liturgische gebruiksvoorwerpen : betekenis, funktie, evolutie, vorm, cat. exp., Sint-Truiden, Museum voor religieuze kunst, 2 vol., 1984, p. 10.
  • Eugène Viollet-le-Duc, Dictionnaire raisonné du Mobilier français de l'époque carolingienne à la Renaissance, Paris, Librairie centrale de l'Architecture, t. 2, 1874, p.16 (notice ampoule).

Webografie