Altaargordijn

From OrnaWiki
Revision as of 18:56, 12 December 2021 by MCC (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to: navigation, search
Gregoriusmis in Utrechts missaal, 1426-1450, Brugge, Kathedraal Sint-Salvator, © KIK, Brussel, cliché Z011684
Meester van het Bartholomeusretabel, Gregoriusmis, ca. 1535 (detail) © KIK, Brussel, cliché X003035
Glasraam van Lichtfield afkomstig van de voormalige abdij Herkenrode. Detail met Jan van Hornes, 1532-1539 © KIK, Brussel, cliché X027105
Ignaz Sebastian KLAUBER, Aanbidding van de H. Eucharistie, 2de helft van de 18de eeuw © KIK, Brussel, cliché M165554

Etymologie

  • Altaar: < Latijn altare, « altaar (Christelijk) »
  • Gordijn: < Middelnederlands cortine, < Oudfrans cortine, < Latijn cortina « voorhangsel », « gordijn », « sluier ».

Definitie

Gordijnen die de ruimte rond het altaar afbakenen. Ze worden opgehangen aan een altaarciborium of aan een specifieke gordijnhouder. Gewoonlijk worden de gordijnen aan beide zijden van het altaar aangebracht en soms ook erachter.

Hierarchie

Oorsprong en ontwikkeling

Het altaargordijn kent een oude geschiedenis. Het werd voor het eerst gebruikt in Rome. De vroegste vermeldingen van het gebruik ervan in het Westen gaan terug tot de 8ste eeuw. Oorspronkelijk bestond het uit vier gordijnen, de tetravela (τετρα, vier, en velum, sluier), die tussen de zuilen van het altaarciborium opgehangen worden.

Het gebruik van tetravela in Rome werd aangetoond tot de 13de eeuw. Vanaf dan maakt dit type plaats voor twee gordijnen die enkel aan weerszijden van het altaar worden opgehangen: de altaargordijnen. Tot de 13de eeuw bestaan er voor hun toepassing geen voorschriften. In de 14de, 15de en 16de eeuw verspreidt het gebruik van deze altaargordijnen zich over Noord-Europa, zo blijkt uit de talrijke voorstellingen ervan uit die tijd. Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw raken ze geleidelijk in onbruik, mogelijk met de opkomst van de monumentale altaren. In bepaalde regio’s blijken ze echter verder te zijn gebruikt tot aan de 18de eeuw (zie infra: Synode van Saint-Omer, en hiernaast: gravure van Ignaz Sebastian Klauber).

Typologie

Altaargordijnen worden zowel bij het hoofdaltaar als bij zijaltaren gebruikt (in tegenstelling tot tetravela die enkel bij het hoofdaltaar dienst deden) en worden aan weerszijden ervan opgehangen. Als het altaar aan één zijde tegen een muur staat, dan wordt enkel aan de andere zijde een altaargordijn gehangen. Soms wordt nog een derde gordijn aangebracht achter het altaar. De Engelsen noemen dit dossal. In het Glossarium mediae et infimae Latinitatis van Charles du Fresne du Cange (1610-1688) verwijzen namen als Dorsale, Dossale, Dossellus, Doxale, Dorsile… naar talrijke voorwerpen in textiel voornamelijk om achter het altaar te hangen. De gordijnen worden opgehangen aan stangen die zijn bevestigd tussen palen in hout, metaal of steen (vooral bij het hoofdaltaar), of aan armen (bij nevenaltaren soms inklapbaar). Deze armen zijn soms rechtstreeks aan het altaarretabel bevestigd.

Altaargordijnen zijn gewoonlijk vrij eenvoudig, maar ze kunnen in allerlei schitterende kleuren zijn uitgevoerd of zijn uitgewerkt met rijke motieven, figuren of geweven (of geborduurde) voorstellingen.

Kerkelijke voorschriften

Het gebruik van het altaargordijn is aan geen enkele verplichting onderworpen, maar wordt door verschillende synoden aangeraden (Keulen 1280, Münster 1279, Luik 1287, Cambrai ca. 1300).

  • Synode van Keulen, 1280: Cortinae in lateribus altaris utriusque appendatur nec in aliquo tempore sacrificii retro trahantur (Braun, 1924, p. 199).
  • Synode van Luik, 1287: Cortinae a lateribus altaris utrimque appendatur, nec ab aliquo tempore Sacrificii retrahantur (Concilia Germaniae, vol. 3, p. 691).
  • Synode van Arras, 1570 : Sacerdotes sacerdotalibus integris et mundis induti ornamentis, ad missae sacrificium peragendum, mundi quoque et confessi accedant : altare tectum sit, ut minimum, duabus pallis, cortinae utriumque dependeant, ne sacrificantis visus detrahi possit.
  • [https://books.google.be/books?id=dds-AAAAcAAJ&lpg=PA44&ots=67hjAxrgqw&dq=synode%20saint-omer%201640&hl=fr&pg=PA92#v=onepage&q&f=false Synode van Saint-Omer, 1640: er wordt gevraagd om altaargordijnen te inspecteren bij kerkvisitaties: Visantur altaria, an omnia sint consecrata, a pulvere et sordibus libera, tribus mundis mappis cooperta, instructa et ornata honestis picturis et imaginibus, non mutilis, non ruptis, non scandalosis, non apocryphas historias referentibus, aut nudas personas indecore repraesentatibus (atque etiam consideretur in aliis imaginibus per totum templum dispositis), corticis, idem antipendis, candelabris binis, caeterisque ornamentis atque imagine Crucifixi in medio.

Andere benamingen

Autres langues
FR courtine d'autel
EN riddel, altar curtains
DE Altarvelen
IT cortina d’altare
ES cortina del altar
Oude talen
Latijn tetravela, cortina

BALaT

De altaargordijnen (XIXde eeuw) in BALaT

Afbeelding van altaargordijnen (1400-1700) in BALaT

De altaargordijnen in de bibliotheek van het KIK

Bibliografische orientatie

  • Joseph Braun, Der christliche Altar in seiner geschichtlichen Entwicklung, t. II, Die Ausstattung des Altars, Antependien, Velen, Leuchterbank, Stufen, Ciborium und Baldachin, Retabel, Reliquien- und Sakramentsaltar, Altarschranken, München, 1924, p. 134-147
  • Jean-Louis Charlet, La correspondance philologique de Niccolò Perotti, Edition critique, traduction et commentaires, 2018.
  • J. Malet, « Essai sur les autels », Revue de l'art Chrétien, 23ste jaar, 2de reeks t. 11 (38de van de collectie), 1879, p. 53 en 61-62.
  • Joël Perrin & Sandra Vasco Rocca (dir.), Thesaurus des objets religieux. Meubles, objets, linges, vêtements et instruments de musique du culte catholique romain. Religions objects of the Catholico Faith. Corredo ecclesiastico di culto cattolico, Paris, Caisse nationale des Monuments historiques, éditions du Patrimoine, 1999, p. 270.
  • Jean-Baptiste Thiers, Dissertations ecclésiastiques sur les principaux autels des églises, les jubés des églises, la clôture du choeur des églises, Parijs, 1688 (chapitre 19).